Het eerste veld
Algemeen wordt aangenomen dat in Volendam op 1 juni 1920 de voetbalgeschiedenis begonnen is. Voordat het echter zover was en er in de Meer gespeeld kon worden, bleek de keuze voor een nieuw voetbalveld een moeilijk punt. Het oog was gevallen op een aardappelveld achter het Zuideinde. Dat veld was tijdens de eerste wereldoorlog wegens de voedselschaarste omgespit tot aardappelveld en moestuin. Na de oorlog werd het weer weiland.
Het stuk tussen Jan van Japie (inmiddels weggesaneerd) en de Nederlands Hervormde Kerk leek wel geschikt volgens Pauw de Boer, de eerste penningmeester van Victoria. En steeds maar meten. Het kon wel, het kon niet, maar het was de enige keus. Om het veld te kunnen bereiken moest men over de trap bij Evert Pen, over een sintelpad, waaraan deze buurt zijn naam dankt: Zwarte Pad. Dan over een bruggetje bij genoemde rokerij en dan linksaf. Het was een aardig veldje, maar slechts korte tijd van nut, want het werd binnen twee jaar door de Voetbalbond afgekeurd. Op het voetbalveld achter Jan van Japie was ook een voetbaltent. Die was in drieën gedeeld. Het middengedeelte was winkel, beheerd door Klaver. Zondagsmorgens hield Pauw de Boer daar altijd zitting voor betaling van de contributie. Er kwamen er maar een paar betalen en het boek werd al zwaarder. Op een goede zondagochtend ging hij weer naar de tent, het grote boek onder zijn arm. Hij haalt de deur weer open en valt meteen op een bed. Wat was het geval?
Klaver de beheerder van de snoeptent, was begonnen met een rokerij (later Haasnoot). Financieel kon hij het niet redden en was uit zijn huis en zaak gezet. Hij wist toen maar een uitweg door met zijn gezin, ongezien in de nacht, naar de tent te verhuizen. Dat kon er dus nog wel bij! Links boven is achter de huizen de kale plek te zien bij het provisorische doel. Ook het andere doel is zichtbaar. Hier was het begin van het Voetbal in de Meer. De huizen aan de overkant moesten nog gebouwd worden. Er werd uitgeweken naar de stukken grond die lagen tussen de Kerk en de boerderij van Buys, de Mereboer. Maar door de oprukkende bouw werd het stukje grond waarop gevoetbald werd steeds benauwder. Het voetbalveld moest steeds verder opschuiven naar het oosten. In 1919 kon er ondanks alle bouwactiviteiten nog behoorlijk gevoetbald worden. Wel klaagden mensen op de Schippersgracht over de loeiers die soms ongevraagd in de gatenpetiel terecht kwamen.
Aan de ene zijde was de turfsloot die Gerrit Duif, de schoonvader van sportjournalist Cor van Smirren, had gegraven voor de turf en als afscheiding diende van het weiland van de Mereboer. Dit overslootse land werd later het voetbalveld en is nu nog grotendeels het meerpark. Op het door bouwactiviteiten krimpende voetbalveld was het zaterdags hoogtijdag voor de jeugd. Vanuit de hoge pastorie keken de kapelaans en pastoor weinig welwillend tegen deze heidense invasie aan. De zondagsheiliging stond op het spel en onder de kerkdiensten voetballen was taboe. Er was altijd wel iets te doen in de kerk: drie missen – twee bijwonen was gewoonte in die dagen – vespers, lof, lering, congregatie. Men was huiverig voor het voetballen op zondag, maar het gebeurde toch. Met boer Buys werden afspraken gemaakt over de ‘huur’. Hij vroeg fl. 40,00 per jaar, te voldoen per kwartaal. De huur van het veld viel niet eenvoudig op te brengen. Als het geld niet op tijd op tafel lag, sloot hij het weiland af. Hij bracht een ketting om het hek aan met een hangslot eraan. Door de week liepen de koeien er. Op zondag moest het veld speelklaar gemaakt worden, de lijnen er op, de doelen neergezet. Daartoe werd wel eens bij de haven gekeken of er bruikbare stokken van de botterlui gebruikt konden worden.
Het was de eerste jaren een weiland, waarop zonder dat er wat aan gedaan was, competitievoetbal moest plaatsvinden. Dat leverde de eerste jaren de nodige problemen op. Op woensdag 17 januari 1923 lazen we in de Provinciale Noord-Hollandse Courant: Door het slechte weer is de toestand van het terrein zodanig, dat ook voor zondag jl.. de wedstrijd tegen Medemblik moest worden afgelast. Het is te hopen dat het weer spoedig wat constanter zal worden, daar het publiek zo langzamerhand niet meer weet wat of een voetbalwedstrijd is. Op zaterdag 17 februari wist de redacteur van diezelfde P.N.C. te melden: Volendam, De voetbalvereniging alhier heeft, daar het terrein niet meer te bespelen is, met S. Buis alhier, een contract afgesloten tot het huren van een stuk land, om dit als voetbalterrein in te richten. Het nieuwe terrein zal gelegen zijn tegenover de R.K. Kerk aan de z.g. Kerkesloot. In de Goedkope Purmerender Courant lezen we op dinsdag 27 februari 1923: Na een gedwongen rust van eenige weken is het bestuur der voetbalvereniging erin geslaagd een ander terrein te huren. Het nieuwe terrein is gelegen achter het kerkhof, een gedeelte van het land dat eigendom is van den heer Buys. Natuurlijk kan het land in de toestand waarin het thans ligt niet als voetbalveld worden gebruikt.
Vandaar dat het actief bestuur dezer dagen een inschrijving heeft gehouden tot het in orde brengen van een en ander. Hiervoor waren niet minder dan acht inschrijvers, van wie de hoogste de heer A. de Geus, het werk wilde doen voor fl. 123,00 de laagste de heer W. de Pooijer voor fl. 75,00. Het werk werd aan den laagste inschrijver gegund, die, nu de dooi is ingetreden, spoedig zal beginnen. Bedenken wij dan nog dat de vereniging het land heeft gehuurd voor fl. 425,00 per jaar en deze som de draagkracht van de kas ver te boven gaat, zodat de verschillende leden zelf iets hebben bijgedragen, dan mag in verband daarmee wel de wensch worden geuit, dat de voetbalver. en geheel Volendam een naar allerwensch en goed sportterrein zal krijgen.
En op zaterdag 24 maart 1923 sluit hij dit terreinverhaal af met: Volendam Meldden we enige weken terug dat de voetbalclub alhier een nieuw terrein had gehuurd, thans kunnen we berichten dat het nieuwe terrein kant en klaar is. Het is een prima veld, droog gelegen, zodat van het regenwater weinig of geen last te verwachten is. Zondag 25 maart zal het terrein worden geopend. Alles is in het werk gesteld om een zoo sterk mogelijke tegenstander te krijgen en met succes, Forward I van Hoorn zal zondag a.s. de tegenpartij zijn. Op een mooie wedstrijd waarin Volendam zich geheel dient te geven, kan dus worden gerekend. Verenigingen die deze zomer een match te Volendam willen spelen, kunnen we dat ten zeerste aanraden. Men gelieve zich daartoe te wenden tot den heer N.J. de Wit, secretaris van genoemde vereniging.
Maar van Forward was op 25 maart geen sprake, aldus de P.N.C. van woensdag 4 april: Volendam speelde tegen Orianus en won met 4-0. Over die wedstrijd lazen we dat die gelijk had moeten eindigen, maar O. maakte teveel de fout de bal te willen brengen in plaats van op doel te schieten. Op zaterdag 7 april lezen we echter dat Volendam kennelijk op maandag 2 april tegen Forward heeft gespeeld.: Volendam I – Forward I 0-0 In dezen op den Tweeden Paasdag gespeelde wedstrijd is het geen van beide partijen mogen gelukken, ook maar een enkel doelpunt te maken. F. was voortdurend de meerdere en dat er geen doelpunten gemaakt zijn, kan de F.-voorhoede niet worden verweten. Volendam, dat de gehele
halflinie naar achteren had gehaald, verdedigde met man en macht. Toch is er menig schot op het V.-doel gelost, maar keeper groot was onverbiddelijk en retourneerde alles. We kunnen dan ook wel zeggen dat hij den strijd voor Volendam heeft gewonnen. Toen na 90 minuten geen doelpunt was gemaakt, werd verlengd, doch zonder resultaat. Na loting werd de lauwertak, die voor dezen wedstrijd beschikbaar was gesteld, door F. gewonnen, die ze ook volkomen had verdiend.
Een aardige anekdote uit die tijd zegt: “Mooie tijd, zegt Dot, o man, ik weet het nog zo goed. Ik had geen schoenen en toe… (Dot hapert wel eens) naar mijn zuster in de Beemster. Ik kreeg een paar damesschoenen met hoge hakken. Die heb ik er natuurlijk afgehakt en toen kon ik pas.” Hij vertelt ook nog een verhaal dat in 1926 speelt: “Ik stond in het doel in de bekerwedstrijd tegen EVC I. We wonnen. Ik hield er twee penalty’s uit”. Een andere aardige anekdote:
Op een woensdagmiddag zouden twee elftallen tegen elkaar spelen. Helaas ontbrak er een doel. Enige spelertjes gingen loerend langs de achtererfjes die de speelweide omringden. Een drietal roopstokken werd eerlijk geleend. Twee in de grond en de langste werd deklat. Dikke Dirk woonde waar later Piet Binken woonde aan de Meerzijde.
Moeder Chrissie zou de was even uithangen. Geen stok! Dirk, waar is de stok? Dirk keek over zijn lang hellend achtererf en zag
meteen in de verte zijn eigendom als doellat. Dirk helde zijn rug achterover, zette zijn linkerarm in zijn zij en met de andere zijn boosheid ontladend, toog hij het veld op. De elftallen waren juist voor het verste doel in een hevige strijd verwikkeld. Alle ogen van de jeugd waren in die richting. Zo gebeurde het dat alleen de keeper te maken kreeg met Dirk, die het doel in zijn geheel meesleepte naar zijn erf. Toen de strijd zich verplaatste naar de andere kant, stond er alleen nog een verbouwereerde Dot in zonder doel. In die tijd had men ook nog geen tent voor wassen en omkleden. na de wedstrijd gingen de spelers zich afspoelen op een achtererf aan de Schippersgracht. Daar trok men grote zwarte jassen over het bezwete shirt aan en dan ging men naar het bovenzaaltje van het oude café Mastenbroek aan de dijk. Was er gewonnen, dan werd het een triomfantelijke tocht, was er verloren, dan had het iets van een oud-Volendamse begrafenis, met neerhangende hoofden.